19
Ze maakte haar entree op de warmste dag van het jaar. Ze droeg een donkerbruin mantelpakje, panty’s en een chique hoed. Dat ze een vliegreis had gemaakt was haar niet aan te zien, dat het 42 graden was scheen haar niet te deren.
Roger was de eerste die haar zag. Ze stapte uit de taxi net toen hij met een doos wijn uit de kelder kwam. Hij herkende haar meteen. Hij wist ook dat zijn leven met de aankomst van deze vrouw een ingrijpende wending zou nemen.
Roger zette de doos op een muurtje. De vrouw liep op hem af, ze verwachtte niet anders dan dat de taxichauffeur zich om haar bagage zou bekommeren.
‘Roger! Wat goed je weer te zien.’
‘Mevrouw Cox...’
‘Niet zo formeel, Roger. Noem me Margo.’
Hij had haar een fax gestuurd. Kort, zakelijk. Of zij iets van Patty had gehoord. Dat Patty verdwenen was. Ze had niet gereageerd.
Ze had ook haar komst niet aangekondigd. Roger overwoog haar te zeggen dat hij vol zat. Maar gezien de rust op The Hermitage zou dat bericht wat ongeloofwaardig overkomen. Hij bood de vrouw iets te drinken aan en ze koos voor een kir royal. Ze nam plaats in de schaduw op het terras. Haar chauffeur drentelde wat rond zijn auto. Ze wenkte hem en betaalde voor de rit. Ze gaf hem exact tien procent fooi. Ze gaf altijd exact tien procent fooi. Roger had zichzelf een mangosap ingeschonken.
‘Nog niets van Patty gehoord?’ zei Margo.
‘Nee...’
‘Ze is vast naar huis gegaan. Ze is niet zo goed in afscheid nemen.’
‘Er staan hier nog spullen van haar,’ zei Roger.
‘Ik wil haar dagboeken graag hebben.’
‘Die heb ik niet gezien. Die had ze misschien mee. Jouw adres stond in een agenda.’
‘Dat snap ik. Ach, het is nu eenmaal een impulsief meisje. Heb je een fijne plek voor me?’
‘The Pink House,’ zei Roger. ‘Het wordt nu schoongemaakt.’
Hij wees naar de ingelijste plattegrond aan de muur.
‘En waar zit onze meneer Braun?’
‘In The Blue House.’ Roger wees het huisje aan op de kaart.
‘Dan wil ik deze hebben. The Yellow House. Heb je die vrij?’
‘The Yellow House is kleiner dan The Pink House.’
‘Toch ga ik voor geel.’
Yellow had een beter uitzicht op Blue dan Pink.
‘Heb je nog recent werk, Roger?’
‘Het is gestopt,’ zei de eigenaar van The Hermitage.
‘Wat jammer nou.’
Ze vroeg niet door. Ze nipte aan haar kir, viste een mentholsigaret uit het pakje en wachtte tot Roger haar vuur gaf.
‘Weet je wat een finder’s fee is, Roger?’
‘Natuurlijk.’
‘Ik had gedacht aan tienduizend dollar.’
‘Ik weet niet of ik wel...’
‘Onderhandelen hoort erbij.’
Roger wilde vragen wat haar plan was, maar hij hield zich in.
‘Dineer je hier vanavond, Margo?’
‘Natuurlijk. Ik dineer met meneer Braun.’
Hij maakte wandelingen sinds Patty uit zijn leven verdwenen was. Hij miste haar, maar het was een gemis dat hem niet vreemd voorkwam. Jaar in jaar uit had hij op school afscheid genomen van leerlingen die hem dierbaar waren geworden, vanwege hun schoonheid, maar vaak gecombineerd met levenslust, intelligentie en een open geest. Al die ingrediënten had Patty hem in overdaad geschonken, maar ooit was ze er ook niet geweest, en nu ze weg was, was het weer als voordien. Alles was eindig, bedacht meneer Braun. Hij kon zonder vriendschap leven, hij was niet anders gewend. Haar nobelheid had hem geroerd. Ze was gegaan, maar wat ze hem gegeven had droeg hij met zich mee, zoals meer mooie herinneringen, naast zijn boeken en de weldaad van het eiland.
Meneer Braun had drie routes, die hem allemaal zo’n half uur op pad hielden. Op de dag dat Margo arriveerde liep hij in noordelijke richting. Hij passeerde de twee huisjes waar altijd een oude man op een geschilferd bankje zat. Ze groetten elkaar, zoals altijd. Op deze dag echter wenkte de Nevisiaan meneer Braun. Hij tikte met zijn hand op het bankje. Meneer Braun ging zitten.
‘Are you happy?’ vroeg de neger.
Het was niet een vraag die meneer Braun zichzelf ooit stelde. Hij was verzoend. Geluk was een concept waarmee hij niet vertrouwd was. Tevredenheid kende hij beter.
‘You see granddaughter?’ vroeg de neger. Over zijn schouder schreeuwde hij: ‘Tessie!’
Uit het kleinste huis kwam onmiddellijk een jong meisje, alsof ze achter het kralengordijn had klaargestaan. Op een dienblad stonden twee glazen met grapefruitsap.
‘Only twenty dollar,’ zei de man. ‘You want girl for twenty dollar?’
Meneer Braun pakte het glas aan en keek naar het meisje. Ze kon nauwelijks dertien zijn. Ze had een korst bij haar linkeroog. Ze bleef een paar meter bij meneer Braun vandaan staan. Ze droeg een geel jurkje met beige motieven dat op diverse plaatsen versteld was. Onder in haar rok zat een nieuwe scheur.
‘You want?’ drong de neger aan en hij knikte naar het meisje.
Ze trok de bandjes van haar schouder, meteen gleed het bovenste gedeelte van haar jurk van haar lijf. Ze had verrassend forse borsten voor een meisje van haar leeftijd, haar tepelhof was groter dan een East Caribean dollarmunt. Weer knikte de grootvader, een heftig dwingend knikje. Aarzelend trok het meisje haar rok op. Ze droeg geen broekje.
Meneer Braun wendde zijn ogen af en stond abrupt op. Het glas met vruchtensap viel uit zijn handen. Sneller dan zijn hart kon verdragen liep hij weg. Achter hem klonk een luide lach. Meneer Braun keek niet om.
Margo legde haar kleren klaar op bed: een roze topje met een diepe hals en een groene rok. Ze trok uit wat ze aanhad en gooide alles op de bodem van de klerenkast. Ze pakte de koffer verder uit.
Margo hield van orde en regelmaat. Slipjes gingen op stapels in een lade, schoenen op een rechte rij onder de vensterbank, kleren allemaal keurig op hangers. In de badkamer stalde Margo de volledige inhoud van haar toilettas uit.
Ze deed een plas en constateerde dat de wc-rol verkeerd op de houder zat. Een wc-rol moest altijd met het losse eind evenwijdig dicht langs de muur hangen. Ze draaide de wc-rol om. Vervolgens nam Margo een douche.
Ze droogde zich zorgvuldig af. Met het badlaken om haar lichaam gewikkeld maakte ze zich op voor de spiegel in de badkamer. Ze had haar haar niet natgemaakt, ze haalde er alleen even een borstel doorheen. Margo had dik donker haar dat door een kapper in New York in een wilde, nonchalante look geknipt was. De Jacqueline Onassis-coupe, volgens Margo.
Ze keek tevreden naar zichzelf. Margo keek vaak tevreden naar zichzelf. Haar hoofd straalde kracht uit en was van een klassieke schoonheid. Ze had grote maar nog voor geen millimeter hangende borsten. Een platte buik, lange benen. Margo was 1 meter 82. Alleen naar haar kont keek ze niet zo vaak, daar begonnen de jaren een beetje te tonen.
Het was vijf voor zeven.
Ze stopte een nieuw pakje sigaretten met haar zilveren aansteker in haar tas, besloot ook haar lippenstift mee te nemen en liep op blote voeten naar het restaurant van The Hermitage.
Meneer Braun zat al aan zijn tafel. Hij smeerde kruidenboter op een stukje stokbrood. Margo liep vastberaden op hem af.
‘Mag ik u gezelschap houden vanavond?’
Natuurlijk zei meneer Braun geen nee, al hield hij niet van conversatie tijdens het diner.
Margo stelde zich voor. Ze bestelde een salade.
‘En een fles witte wijn,’ zei ze.
Hij overhandigde haar de wijnkaart. Ze koos voor een Château de la Negly 2000.
‘Houdt u van wijn, meneer Braun?’
‘U weet hoe ik heet?’
‘Wie weet dat niet hier? Drinkt u?’
‘Zo nu en dan een glaasje.’
‘Deze moet u echt proberen. Bijzonder dat ze die hier hebben.’
Vervolgens nam Margo het woord, om dat gedurende de hele maaltijd niet meer los te laten. Ze vertelde over een cruise die ze gemaakt had, over haar carrière als effectenhandelaar die jammerlijk mislukt was. Over de schoonheid van het Spaanse platteland en over haar liefde voor de boeken van Simone de Beauvoir, Gabriel Garcia Márquez en Graham Greene. Toen ze het over kunst had werd ze cynisch. Ze vertelde over een kunstenaar die in vijf minuten een jaarsalaris verdiende en over een videoperformer die zichzelf bijna fataal verwond had. En over geëngageerde kunst had ze het, kunst die beoogde maatschappelijk iets in beweging te krijgen. Alles wat ze zei ging een beetje langs meneer Braun heen. Ze had een schorre stem en een harde r.
Maar ze had verstand van wijn en meneer Braun genoot weliswaar niet van haar gezelschap, deren deed het hem evenmin.
Ze rondden de maaltijd af met Franse kaas en Margo bestelde een Madeira Blandy Special 1940, een dessertwijn van grote klasse.
‘Ik sla de cognac maar eens over vanavond,’ zei meneer Braun.
‘Maar u drinkt toch nog wel een kop koffie met me?’
‘Meestal in de salon.’
‘Dan gaan we toch naar de salon.’
Meneer Braun verhief zijn stramme lijf. Margo greep hem bij de elleboog. Dat gebaar beviel meneer Braun niet en hij zette enige ferme stappen.
‘Is het gepermitteerd?’ vroeg hij, terwijl hij zijn pijp uit zijn jasje haalde.
De koffie arriveerde met bonbons en een glaasje armagnac voor Margo.
‘U schildert toch ook, meneer Braun?’ heropende Margo het gesprek.
‘Nee, nee,’ zei meneer Braun.
‘O. Maar ik had begrepen dat u geschilderd hebt? Toch tenminste getekend.’
Meneer Braun zweeg.
‘Dat heeft Patty me geschreven,’ zei Margo met zorgvuldig gedoseerde emotie in haar stem.
Meneer Braun voelde een licht moment van triomf. Hij had meteen gedacht dat deze vrouw Patty had gekend.
‘Bent u hier om haar te zoeken?’ vroeg hij.
‘Is er niet goed naar haar gezocht dan?’
‘Ze is verdwenen,’ zei meneer Braun simpel.
‘Wel, we zullen zien,’ sprak Margo ferm. Om vervolgens meteen weer op haar thema terug te komen.
‘Hebt u haar getekend?’
‘Nee...’
‘Maar u kunt wel tekenen?’
‘Dat is lang geleden,’ zei meneer Braun timide.
‘Hebt u les gehad?’
In zijn archief vond meneer Braun het beeld van een meisje. Ze had een lesuur lang alleen maar uit het raam gestaard. Het zonlicht had haar rode haar een magische gloed gegeven.
‘Niet onverdienstelijk, toch?’ hield Margo aan.
Meneer Braun schoof onwillekeurig wat van de vrouw weg in zijn leunstoel. Hij voelde zich in haar vragen gevangen.
‘Ik weet het niet meer,’ zei hij zacht.
‘U zou het weer op kunnen pakken.’
‘Ik heb wat ik nodig heb,’ stelde meneer Braun.
Margo lachte. ‘Dan hebt u het voorlopig goed voor elkaar, meneer Braun.’
Het was een luchtig zinnetje. Margo stond op.
‘Ja,’ zei ze, ‘u hebt het goed voor elkaar. Voorlopig.’